Kennis, wijsheid en kracht van onze beschermengel

Engelen hebben een intelligentie en kracht die enorm superieur zijn aan de mens. Ze kennen alle krachten, houdingen, wetten van gecreëerde dingen. Ze kennen geen wetenschap; er is geen onbekende taal, enz. De kleinste van de engelen weet meer dan alle mannen weten dat ze allemaal wetenschappers waren.

Hun kennis ondergaat niet het moeizame, discursieve proces van menselijke kennis, maar verloopt intuïtief. Hun kennis zal waarschijnlijk zonder enige inspanning toenemen en is veilig voor elke fout.

De wetenschap van de engelen is buitengewoon perfect, maar ze blijft altijd beperkt: ze kunnen het geheim van de toekomst niet kennen dat uitsluitend afhangt van goddelijke wil en menselijke vrijheid. Ze kunnen niet weten, zonder dat we het willen, onze intieme gedachten, het geheim van ons hart, dat alleen God kan doordringen. Ze kunnen de mysteries van het goddelijke leven, van genade en bovennatuurlijke orde niet kennen zonder een bijzondere openbaring die God hen heeft gegeven.

Ze hebben een buitengewone kracht. Voor hen is een planeet als speelgoed voor kinderen, of als een bal voor jongens.

Ze hebben een onuitsprekelijke schoonheid, vermeld gewoon dat Johannes de Evangelist (Openb. 19,10 en 22,8) bij het zien van een engel zo verblind was door de pracht van zijn schoonheid dat hij zich op de grond wierp om hem te aanbidden, in de overtuiging dat hij de majesteit zag van God.

De Schepper herhaalt zichzelf niet in zijn werken, hij schept geen wezens in serie, maar de een verschilt van de ander. Omdat geen twee mensen dezelfde fysiognomie hebben

en dezelfde eigenschappen van ziel en lichaam, dus er zijn niet twee engelen die dezelfde mate van intelligentie, wijsheid, kracht, schoonheid, perfectie, enz. hebben, maar de ene is anders dan de andere.