De engelen in de Heilige Schrift en in het leven van de kerk

De engelen in de Heilige Schrift en in het leven van de kerk

Zijn het niet allemaal dienende geesten, gezonden om degenen te dienen die de verlossing zullen beërven?” (Hebreeën 1,14:102) “Loof de Heer, al jullie Zijn engelen, machtige uitvoerders van Zijn geboden, gereed voor de klank van Zijn woord. Prijs de Heer, jullie engelen, zijn dienaren, die zijn wil doen." (Psalm 20, 21-XNUMX)

DE ENGELEN IN DE HEILIGE SCHRIFT

De aanwezigheid en het werk van engelen komen in veel oudtestamentische teksten voor. De cherubs bewaken met hun flitsende zwaarden de weg naar de boom des levens, in het aardse paradijs (zie Gen 3,24:16,7). De engel des Heren beveelt Hagar terug te keren naar haar vrouwe en redt haar van de dood in de woestijn (zie Gen 12:19,15-22). De engelen bevrijden Lot, zijn vrouw en zijn twee dochters van de dood in Sodom (zie Gen 24,7:28,12-32,2). Er wordt een engel voor Abrahams dienaar uitgestuurd om hem te begeleiden en hem te helpen een vrouw voor Isaak te vinden (zie Gen 48,16:3,2). Jakob ziet in een droom een ​​ladder die naar de hemel reikt, waarop engelen van God omhoog en omlaag klimmen (zie Gen 14,19:23,20). En verderop gaan deze engelen Jakob tegemoet (zie Genesis 3:34). “De engel die mij van alle kwaad heeft bevrijd, zegen deze jonge mannen!”, (Gen 33,2) roept Jacob uit en zegent zijn kinderen voordat hij sterft. Een engel verschijnt aan Mozes in een vuurvlam (zie Exodus 22,23:22,31). De engel van God gaat het kamp van Israël vooraf en beschermt het (zie Ex 6,16:22). “Zie, ik stuur een engel voor je uit om je onderweg te bewaken en je naar de plaats te brengen die ik heb voorbereid” (Exodus 13,3:2). 'Ga nu, leid de mensen naar de plek waar ik je vertelde. Zie, mijn engel zal voor je uit gaan” (Ex 24,16Z2); “Ik zal een engel voor je uit sturen en de Kanaänitische verdrijven...” (Ex 24,17). De ezel van Bileam ziet een engel op de weg met een getrokken zwaard in zijn hand (zie Nm 2). Als de Heer de ogen van Bileam opent, ziet hij ook de engel (zie Nm 1,3). Een engel moedigt Gideon aan en beveelt hem de vijanden van zijn volk te bevechten. Hij belooft aan zijn zijde te blijven (zie Jdc 2-19,35). Een engel verschijnt aan de vrouw van Manoach en kondigt de geboorte van Simson aan, ondanks dat de vrouw onvruchtbaar is (zie Johannes 8). Wanneer David zondigt en de plaag als straf kiest: "De engel strekte zijn hand uit tegen Jeruzalem om het te vernietigen..." (90 Sam 148:6,23), maar trekt die vervolgens in op bevel van de Heer. David ziet de engel het volk Israël slaan en smeekt God om vergeving (zie XNUMX Sam XNUMX:XNUMX). De engel van de Heer deelt de wil van Jahweh mee aan Elia (zie XNUMX Koningen XNUMX:XNUMX). Een engel van de Heer sloeg honderdvijfentachtigduizend mannen in het kamp van de Assyriërs. Toen de overlevenden 's ochtends wakker werden, troffen ze ze allemaal dood aan (zie XNUMX Koningen XNUMX). Engelen worden vaak genoemd in de Psalmen (zie Psalmen XNUMX;XNUMX; XNUMX). God stuurt zijn engel om de muil van de leeuwen te sluiten, zodat Daniël niet sterft (zie Dn XNUMX:XNUMX). Engelen komen vaak voor in de profetie van Zacharias en het boek Tobit heeft de engel Rafaël als hoofdpersoon; hij speelt een bewonderenswaardige beschermrol en laat zien hoe God zijn liefde voor de mens manifesteert door de bediening van engelen.

DE ENGELEN IN HET EVANGELIE

We vinden vaak engelen in het leven en de leringen van de Heer Jezus. De engel Gabriël verschijnt aan Zacharias en kondigt de geboorte van de Doper aan (zie Lucas 1,11:XNUMX en volgende). Opnieuw kondigt Gabriël aan Maria, van de kant van God, de incarnatie van het Woord in haar aan, door het werk van de Heilige Geest (zie Lucas 1:1,26). Een engel verschijnt aan Jozef in een droom en legt hem uit wat er met Maria is gebeurd, en zegt hem dat hij niet bang hoeft te zijn haar in zijn huis te ontvangen, aangezien de vrucht van haar schoot het werk van de Heilige Geest is (zie Mt 1,20). Op kerstnacht brengt een engel de vrolijke aankondiging van de geboorte van de Heiland aan de herders (zie Lucas 2,9:XNUMX). De engel van de Heer verschijnt in een droom aan Jozef en beveelt hem met het kind en zijn moeder naar Israël terug te keren (zie Mt 2:19). Toen de verleidingen van Jezus in de woestijn voorbij waren... "liet de duivel hem in de steek, en zie, engelen kwamen naar hem toe en dienden hem" (Mt 4, 11). Tijdens zijn bediening spreekt Jezus over engelen. Terwijl hij de gelijkenis van de tarwe en het onkruid uitlegt, zegt hij: “Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen. het veld is de wereld. het goede zaad zijn de kinderen van het koninkrijk; het onkruid zijn de kinderen van de boze, en de vijand die het heeft gezaaid is de duivel. De oogst vertegenwoordigt het einde van de wereld, en de maaiers zijn de engelen. Daarom zal de Mensenzoon, net zoals het onkruid wordt verzameld en in het vuur verbrand, zo zijn aan het einde van de wereld. Hij zal zijn engelen sturen, die alle schandalen en alle werkers van de ongerechtigheid en het kwaad uit zijn koninkrijk zullen verzamelen. zal hen in de vurige oven werpen, waar geween en tandengeknars zal zijn. Dan zullen de rechtvaardigen schijnen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft, laat hem horen!” (Mt 13,37-43). “Want de Mensenzoon zal komen in de glorie van zijn Vader, samen met zijn engelen, en hij zal iedereen vergelden naar zijn daden” (Mt 16,27:XNUMX). Wanneer hij verwijst naar de waardigheid van kinderen, zegt hij: "Pas op dat u zelfs maar één van deze kleintjes veracht, want ik zeg u dat hun engelen in de hemel altijd het gezicht zien van mijn Vader die in de hemel is" (Mt 18, 10). Sprekend over de opstanding van de doden zegt hij: 'Bij de opstanding trouwt men niet en wordt men niet uitgehuwelijkt, maar is men als engelen in de hemel' (Mt 2Z30). Niemand kent de dag van de wederkomst van de Heer, “zelfs de engelen van de hemel niet” (Mt 24,36). Wanneer hij alle volkeren oordeelt, zal hij komen "met al zijn engelen" (Mt 25,31 of vgl. Lucas 9,26; en 12-8). Als we onszelf voor de Heer en zijn engelen presenteren, zullen we daarom verheerlijkt of afgewezen worden. De engelen delen in Jezus' vreugde over de bekering van zondaars (zie Le 15,10). In de gelijkenis van de rijke man vinden we een heel belangrijke taak van de engelen, namelijk om ons in het uur van onze dood naar de Heer te brengen. “Op een dag stierf de arme man en werd door de engelen naar de boezem van Abraham gedragen” (Le 16,22). Op het moeilijkste moment van Jezus' lijden in de Hof van Olijven "kwam een ​​engel uit de hemel om hem te troosten" (Le 22, 43). Op de ochtend van de opstanding verschijnen de engelen opnieuw, zoals al in de kerstnacht was gebeurd (zie Mt 28,2:7-XNUMX). De discipelen van Emmaüs hoorden van deze engelachtige aanwezigheid op de dag van de opstanding (zie Le 24,22-23). In Bethlehem hadden de engelen het nieuws gebracht dat Jezus was geboren, in Jeruzalem dat hij was opgestaan. De engelen kregen daarom de taak om de twee grote gebeurtenissen aan te kondigen: de geboorte en opstanding van de Verlosser. Maria Magdalena had het geluk om "twee engelen in witte gewaden te zien, de ene zat aan de hoofdzijde en de andere aan de voetenzijde, waar het lichaam van Jezus was geplaatst". En hij kan ook naar hun stem luisteren (zie Johannes 20,12:13-XNUMX). Na de hemelvaart presenteren twee engelen, in de vorm van mannen in witte gewaden, zich aan de discipelen om hen te zeggen: 'Mannen van Galilea, waarom staan ​​jullie naar de lucht te kijken?

DE ENGELEN IN DE HANDELINGEN VAN DE APOSTELEN

In Handelingen wordt de beschermende actie van de engelen jegens de apostelen verhaald en vindt de eerste interventie plaats ten behoeve van hen allen (zie Handelingen 5,12:21-7,30). Sint Stefanus vermeldt de verschijning van de engel aan Mozes (zie Handelingen 6,15:8,26). “Allen die in het Sanhedrin zaten en hun ogen op hem richtten, zagen zijn gezicht [het gezicht van de heilige Stefanus] als dat van een engel” (Handelingen 10,3:10,22). Een engel van de Heer sprak tot Filippus en zei: 'Sta op en ga naar het zuiden, langs de weg die van Jeruzalem naar Gaza loopt' (Handelingen 12,6:16). Filips gehoorzaamde en ontmoette en evangeliseerde de Ethiopiër, ambtenaar van Candace, koningin van Ethiopië. Een engel verschijnt aan de hoofdman Cornelius, geeft hem het goede nieuws dat zijn gebeden en aalmoezen God hebben bereikt, en beveelt hem zijn dienaren te sturen om Petrus te zoeken om hem daarheen te brengen, naar dat huis (zie Handelingen 12,23:27,21). De gezanten zeggen tegen Petrus: Cornelius “is door een heilige engel gewaarschuwd om u in zijn huis uit te nodigen, om te luisteren naar wat u hem te zeggen hebt” (Handelingen 24:XNUMX). Tijdens de vervolging van Herodes Agrippa werd Petrus in de gevangenis gezet, maar een engel van de Heer verscheen aan hem en bracht hem uit de gevangenis: ‘Nu ben ik er werkelijk zeker van dat de Heer zijn engel heeft gestuurd en mij heeft gered uit de hand van Herodes en van alles wat er gebeurde. het Joodse volk verwachtte” (zie Handelingen XNUMX:XNUMX-XNUMX). Kort daarna stierf Herodes, “plotseling” getroffen door “een engel van de Heer”, “gegeten door wormen,” (Handelingen XNUMX:XNUMX). Op reis naar Rome ontvangen Paulus en zijn metgezellen die door een zeer sterke storm de dood riskeren, de reddende hulp van een engel (zie Handelingen XNUMX:XNUMX-XNUMX).

DE ENGELEN IN DE BRIEVEN VAN SAINT PAUL EN ANDERE APOSTELEN

Talrijk zijn de passages waarin over engelen wordt gesproken in de brieven van Paulus en in de geschriften van de andere apostelen. In de eerste brief aan de Korinthiërs zegt Sint-Paulus dat we 'een spektakel voor de wereld, voor engelen en voor mensen' zijn geworden (1 Kor. 4,9: 1); dat we engelen zullen oordelen (vgl. 6,3 Kor 1: 11,10); en dat de vrouw "een teken van haar afhankelijkheid vanwege de engelen" moet dragen (XNUMX Kor XNUMX:XNUMX). In de tweede brief aan de Korinthiërs waarschuwt hij hen dat "Satan zich ook maskeert als een engel van licht" (2 Kor 11,14:XNUMX). In de brief aan de Galaten beschouwt hij de superioriteit van engelen (vgl. Gai 1,8) en stelt hij dat de wet 'door middel van engelen door middel van een middelaar is afgekondigd' (Gal 3,19:XNUMX). In de Brief aan de Kolossenzen somt de apostel de verschillende engelachtige hiërarchieën op en onderstreept hun afhankelijkheid van Christus, in wie alle schepselen blijven bestaan ​​(vgl. Kol 1,16 en 2,10). In de tweede brief aan de Tessalonicenzen herhaalt hij de leer van de Heer bij zijn tweede komst in gezelschap van de engelen (vgl. 2 Thess 1,6: 7-XNUMX). In de eerste brief aan Timoteüs zegt hij dat "het mysterie van vroomheid groot is: Hij manifesteerde zich in het vlees, werd gerechtvaardigd in de Geest, verscheen aan de engelen, werd aangekondigd aan de heidenen, werd geloofd in de wereld, werd aangenomen in heerlijkheid" (1 Tim 3,16, XNUMX). En dan vermaant hij zijn discipel met de volgende woorden: 'Ik smeek u voor God, Christus Jezus en de uitverkoren engelen, deze regels onpartijdig na te leven en nooit iets te doen voor vriendjespolitiek' (1 Tim. 5,21:XNUMX). St. Peter had persoonlijk de beschermende werking van engelen ervaren. Dus spreekt hij erover in zijn eerste brief: “En aan hen werd geopenbaard dat niet voor zichzelf, maar voor jou, predikers waren van die dingen die nu aan jou zijn aangekondigd door degenen die het evangelie aan jou predikten in de Heilige Geest, gezonden uit de hemel: dingen waarin de engelen hun blik willen vestigen "(1 Pt 1,12 en cf 3,21-22). In de tweede brief spreekt hij over de gevallen en meedogenloze engelen, zoals we ook lezen in de brief van St. Judas. Maar het is in de brief aan de Hebreeën dat we overvloedige verwijzingen vinden naar het bestaan ​​en handelen van engelen. Het eerste onderwerp van deze brief is de suprematie van Jezus over alle geschapen wezens (vgl. Heb 1,4: XNUMX). De heel bijzondere genade die de engelen aan Christus bindt, is de gave van de Heilige Geest die hun is verleend. Het is inderdaad de Geest van God zelf, de band die engelen en mensen met de Vader en de Zoon verenigt. De verbinding van de engelen met Christus, hun opdracht aan hem als schepper en Heer, wordt aan ons mensen geopenbaard, vooral in de diensten waarmee ze het reddende werk van de Zoon van God op aarde begeleiden. Door hun dienst laten engelen de Zoon van God ervaren dat hij een mens is geworden die niet alleen is, maar dat de Vader bij hem is (vgl. Joh. 16,32:XNUMX). Voor de apostelen en discipelen bevestigt het woord van de engelen hen echter in het geloof dat het koninkrijk van God in Jezus Christus is benaderd. De auteur van de brief aan de Hebreeën nodigt ons uit om te volharden in het geloof en neemt het gedrag van engelen als voorbeeld (vgl. Heb 2,2: 3-XNUMX). Hij spreekt ook tot ons over het onberekenbare aantal engelen: "In plaats daarvan hebt u de berg Sion en de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en talloze engelen benaderd ..." (Heb 12:22).

DE ENGELEN IN DE APOCALYPS

Geen tekst is rijker dan deze in het beschrijven van het ontelbare aantal engelen en hun verheerlijkende functie van Christus, de Verlosser van allen. “Hierna zag ik vier engelen aan de vier hoeken van de aarde staan ​​en de vier winden tegenhouden” (Openbaring 7,1:7,11). 'Toen bogen alle engelen die rond de troon waren, de oudsten en de vier levende wezens hun gezicht diep voor de troon en aanbaden God en zeiden: Amen! Lof, glorie, wijsheid, dankzegging, eer, macht en sterkte zij onze God voor eeuwig en altijd. Amen'” (Openbaring 12-12). De engelen laten de trompet blazen en laten plagen en straffen los voor de goddelozen. Hoofdstuk 12,7 beschrijft de grote strijd die zich in de hemel afspeelt tussen Michaël en zijn engelen enerzijds, en Satan en zijn leger anderzijds (zie Opb 12-14,10). Iedereen die het beest aanbidt, zal worden gemarteld “met vuur en zwavel in de aanwezigheid van de heilige engelen en het Lam” (Openbaring 21,12:2). In het visioen van het Paradijs overweegt de auteur "de twaalf poorten" van de stad en daarop "de twaalf engelen" (Openb. 26). In de epiloog hoort Johannes: “Deze woorden zijn zeker en waar. De Heer, de God die de profeten inspireert, heeft zijn engel gestuurd om zijn dienaren te laten zien wat er binnenkort moet gebeuren” (Openbaring 2,28, 22,16). ‘Ik ben het, John, die deze dingen heb gezien en gehoord. Nadat ik ze had gehoord en gezien, knielde ik in aanbidding neer aan de voeten van de engel die ze mij had laten zien” (Openbaring XNUMX:XNUMX). “Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd om tot jullie deze dingen over de gemeenten te getuigen” (Openbaring XNUMX:XNUMX).

DE ENGELEN IN HET LEVEN VAN DE KERK UIT DE KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK

De Apostolische Geloofsbelijdenis belijdt dat God "de Schepper van hemel en aarde" is en de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel legt uit: "...van alle zichtbare en onzichtbare dingen." (n. 325) In de Heilige Schrift betekent de uitdrukking “hemel en aarde”: alles wat bestaat, de hele schepping. Het geeft binnen de schepping ook de band aan die hemel en aarde zowel verenigt als onderscheidt: ‘De aarde’ is de wereld van de mensen. “De hemel”, of “de hemelen”, kan het uitspansel aanduiden, maar ook de “plaats” van God: onze “Vader die in de hemel is” (Mt 5,16) en bijgevolg ook de “hemel” die eschatologische glorie. Ten slotte duidt het woord ‘hemel’ de ‘plaats’ aan van de geestelijke schepselen, de engelen, die God omringen. (nr. 326) De geloofsbelijdenis van het Vierde Concilie van Lateranen luidt: God ‘heeft vanaf het begin der tijden geschapen vanuit het niets beide orden van schepselen, de geestelijke en de stoffelijke, dat wil zeggen de engelen en de aardse wereld; en dan de mens, bijna een deelnemer aan beide, bestaande uit ziel en lichaam”. (n.327)