Onze Lieve Vrouw heeft een vrouw aangegeven hoe ze zich moet kleden

De woorden waarmee de glorieuze Maagd Maria Santa Brigida leerde hoe ze zich moest kleden

«Ik ben Maria, die de ware God en de ware mens, de Zoon van God, heeft voortgebracht. Ik ben de Koningin van de engelen. Mijn Zoon houdt van je met heel zijn hart, en hiervoor beantwoord je. Je moet jezelf sieren met eerlijke kleren, dus ik zal je laten zien wat ze zijn en hoe ze zouden moeten zijn. Eerst kreeg je een hemd, daarna kreeg je een tuniek, schoenen, een mantel en een borstkraag; op dezelfde manier moet je geestelijk het hemd van berouw hebben: net zoals het hemd meer in contact staat met het vlees, zo zijn berouw en belijdenis de eerste weg om naar God te gaan, de weg waardoor de ziel die zich verheugde in de zonde wordt gereinigd en het vlees wordt gekleed. De schoenen zijn de twee genegenheden, namelijk: de wil om de begaan fouten goed te maken, en de wil om goed te doen en af ​​te zien van kwaad. Uw tuniek is de hoop waarmee u naar God streeft: want net zoals de tuniek twee mouwen heeft, zo zijn gerechtigheid en barmhartigheid vervat in uw hoop, zodat u op God kunt hopen om zijn gerechtigheid niet te verwaarlozen. Bovendien denkt hij zo aan zijn gerechtigheid en zijn oordeel dat hij zijn barmhartigheid niet vergeet, want er is geen gerechtigheid zonder genade, noch genade zonder gerechtigheid. De mantel is het geloof: inderdaad, zoals de mantel alles bedekt, zo kan de mens door het geloof alles begrijpen en bereiken. Deze mantel moet worden bezaaid met tekenen van de liefde van je geliefde echtgenoot: hoe hij je heeft geschapen, vrijgekocht, gekoesterd en in zijn geest heeft gebracht, en de ogen van de geest heeft geopend. De kraag is de gedachte aan de Passie, die constant op je borst moet zijn: de manier waarop mijn Zoon werd bespot, gegeseld en bedekt met bloed; de manier waarop hij aan het kruis werd gelegd met doorboorde zenuwen, en zijn hele lichaam beefde van de dood door de immense pijn die hij had; en de manier waarop hij zijn geest in de handen van de Vader legde. Moge deze halsband altijd op je borst hangen. Moge zijn kroon op je hoofd zijn; met andere woorden, hij houdt enorm van kuisheid; wees daarom bescheiden en eerlijk; denk aan niets, verlang niets anders dan je God, je Schepper: als je hem hebt, zul je alles hebben; en zo versierd en versierd zul je wachten op de komst van je dierbare echtgenoot». Boek I, 7