Saint Faustina vertelt ons over haar mystieke ervaring met de beschermengel

Saint Faustina heeft de genade om haar beschermengel meerdere keren te zien. Hij omschrijft hem als een stralende en stralende figuur, een bescheiden en serene blik, met een vuurstraal die uit zijn voorhoofd komt. het is een discrete aanwezigheid, die weinig spreekt, handelt en vooral nooit loskomt van haar. De heilige vertelt er verschillende afleveringen over en ik breng er graag een paar terug: bijvoorbeeld als antwoord op de vraag aan Jezus 'voor wie te bidden', verschijnt haar beschermengel aan haar die haar beveelt hem te volgen en haar naar het vagevuur leidt. Saint Faustina zegt: "Mijn beschermengel heeft me geen moment in de steek gelaten" (Quad. I), een bewijs van het feit dat onze engelen altijd dicht bij ons zijn, zelfs als we ze niet zien. Bij een andere gelegenheid, op reis naar Warschau, maakt haar beschermengel zichzelf zichtbaar en houdt ze haar gezelschap. Bij een andere gelegenheid raadt hij haar aan om voor een ziel te bidden.

Zuster Faustina woont met haar beschermengel in een intieme relatie, bidt en roept vaak hulp en steun van hem aan. Het vertelt bijvoorbeeld over een nacht waarop ze, geïrriteerd door boze geesten, wakker wordt en 'stilletjes' begint te bidden tot haar beschermengel. Of nogmaals, bid in spirituele retraites "Onze Lieve Vrouw, de beschermengel en beschermheiligen".

Welnu, volgens christelijke toewijding hebben we allemaal een beschermengel die ons sinds onze geboorte door God is toegewezen, die altijd dicht bij ons staat en ons naar de dood zal vergezellen. Het bestaan ​​van engelen is zeker een tastbare realiteit, niet aantoonbaar met menselijke middelen, maar een realiteit van geloof. In de Katechismus van de Katholieke Kerk lezen we: “Het bestaan ​​van engelen - een realiteit van geloof. Het bestaan ​​van geestloze, onstoffelijke wezens, die de Heilige Schrift gewoonlijk engelen noemt, is een geloofswaarheid. Het getuigenis van de Schrift is net zo duidelijk als de eensgezindheid van de traditie (nr. 328). Als puur spirituele wezens hebben ze intelligentie en wil: het zijn persoonlijke en onsterfelijke wezens. Ze presteren beter dan alle zichtbare wezens. De pracht van hun glorie getuigt hiervan