Evangelie van 21 juli 2018

Zaterdag van de vijftiende week van gewone vakantiedagen

Boek Micha 2,1-5.
Wee degenen die ongerechtigheid en kwaad beramen op hun bed; in het licht van de dageraad doen ze het, omdat de macht in hun handen is.
Ze zijn begerig naar velden en ze eigenen ze toe, naar huizen, en ze nemen ze in. Zo onderdrukken ze de mens en zijn huis, de eigenaar en zijn erfenis.
Daarom zegt de Heer zo: “Zie, Ik beraam een ​​ramp tegen deze familie waarvan ze hun nek niet meer kunnen optillen en ze niet meer met opgeheven hoofd zullen lopen, want dat zal een tijd van rampspoed zijn.
Op dat moment zal er een spreekwoord over jou worden gecomponeerd en zal er een klaagzang worden gezongen: "Het is voorbij!", en ze zullen zeggen: "We zijn volledig geruïneerd! Aan anderen geeft hij de erfenis van mijn volk door; - Ah, hoe het van mij is gestolen! – voor de vijand verdeelt hij onze velden”.
Daarom zal er niemand zijn om het touw voor u te trekken, voor het lot in de samenkomst van de Heer.

Salmi 9(9A),22-23.24-25.28-29.35ab.
Waarom, Heer, blijf weg,
in de tijd van angst verstop je je?
De ellendige bezwijkt voor de trots van de goddelozen
en valt in de uitgezette valkuilen.

De goddeloze schept op over zijn begeerten,
de vrek vervloekt, veracht God.
De onbeschaamde goddeloze veracht de Heer:
"God geeft er niet om: God bestaat niet"; dit is zijn gedachte.

Zijn mond is vol van meineed, bedrog en bedrog,
onder zijn tong zijn ongerechtigheid en misbruik.
Het schuilt achter de heggen,
vanuit schuilplaatsen doodt hij de onschuldigen.

Toch zie je de moeite en de pijn,
alles wat je kijkt en in handen neemt.

Uit het evangelie van Jezus Christus volgens Matteüs 12,14-21.
Op dat moment gingen de Farizeeën naar buiten en beraadslaagden tegen hem om van hem af te komen.
Maar Jezus, die het wist, trok zich daar vandaan. Velen volgden hem en hij genas ze allemaal,
hen bevelen het niet bekend te maken,
om te vervullen wat de profeet Jesaja heeft gezegd:
“Hier is mijn dienaar die ik heb uitgekozen; mijn favoriet, in wie ik blij ben. Ik zal mijn geest op hem leggen en hij zal gerechtigheid verkondigen aan de naties.
Hij zal niet strijden, noch zal hij schreeuwen, noch zal zijn stem worden gehoord op de markten.
Het gebroken riet zal niet breken, het zal de rokende pit niet doven, totdat het recht heeft gezegevierd;
in zijn naam zullen de naties hopen".