Evangelie van 11 maart 2019

Boek Leviticus 19,1-2.11-18.
De Heer sprak tot Mozes en zei:
“Spreek tot de hele gemeenschap van Israëlieten en gebied hen: Wees heilig, want Ik, de Heer, uw God, ben heilig.
U zult niet stelen of bedrog of leugens gebruiken ten nadele van elkaar.
Je zult niet vals zweren door mijn naam te gebruiken; omdat u de naam van uw God zou ontheiligen: Ik ben de Heer.
Gij zult uw naaste niet onderdrukken, noch hem beroven van wat van hem is; het loon van de arbeider in uw dienst blijft u de nacht niet bij tot de volgende ochtend.
Gij zult de doven niet verachten, noch struikelen voor de blinden, maar vrees uw God: Ik ben de Heer.
Je zult geen onrecht begaan in het oordeel; u zult de armen niet partijdig behandelen, noch zult u voorkeuren tonen jegens de machtigen; maar u zult uw naaste rechtvaardig beoordelen.
U mag geen laster onder uw volk verspreiden of meewerken aan de dood van uw naaste. Ik ben de Heer.
Je zult je broeder in je hart niet haten; bestraf uw naaste openlijk, zodat u uzelf niet met een zonde jegens hem belast.
U zult geen wraak nemen of wrok koesteren tegen de zonen van uw volk, maar u zult uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de Heer.

Psalmen 19 (18), 8.9.10.15.
De wet van de Heer is perfect,
verfrist de ziel;
het getuigenis van de Heer is waar,
het maakt de simpele wijs.

De bevelen van de Heer zijn rechtvaardig,
ze maken het hart blij;
de geboden van de Heer zijn duidelijk,
geef licht aan de ogen.

De angst voor de Heer is puur, het duurt altijd;
de oordelen van de Heer zijn allemaal getrouw en rechtvaardig
kostbaarder dan goud.

De woorden van mijn mond zijn aangenaam voor u,
voor jou de gedachten van mijn hart.
Heer, mijn rots en mijn verlosser.

Uit het evangelie van Jezus Christus volgens Matteüs 25,31-46.
In die tijd zei Jezus tegen zijn discipelen: «Wanneer de Zoon des mensen met al zijn engelen in zijn heerlijkheid komt, zal hij op de troon van zijn heerlijkheid zitten.
En alle natiën zullen voor hem worden verzameld, en hij zal van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen van de bokken scheidt,
en hij zal de schapen rechts van hem zetten en de bokken links.
Dan zal de koning tegen degenen aan zijn rechterkant zeggen: Kom, gezegend door mijn Vader, beërf het koninkrijk dat voor u is voorbereid vanaf de grondlegging van de wereld.
Omdat ik honger had en jij mij te eten gaf, ik dorst had en je mij te drinken gaf; Ik was een vreemde en jij ontving mij,
naakt en je kleedde me aan, ziek en je bezocht me, gevangene en je kwam op bezoek.
Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: Heer, wanneer hebben we u ooit honger zien zien en u voeden, dorstig en u drinken gegeven?
Wanneer hebben we je een vreemde zien en je ontvangen, of naakt en je gekleed?
En wanneer zagen we je ziek of in de gevangenis en kwamen we je bezoeken?
Als antwoord zal de koning tegen hen zeggen: Voorwaar, ik zeg u, elke keer dat u deze dingen met een van deze jongere broers van mij hebt gedaan, heeft u het mij gedaan.
Dan zal hij tegen degenen aan zijn linkerhand zeggen: Ga weg, vervloek mij, in het eeuwige vuur, voorbereid op de duivel en zijn engelen.
Omdat ik honger had en jij mij niet te eten gaf; Ik had dorst en je gaf me geen drankje;
Ik was een vreemde en je hebt me niet ontvangen, naakt en je hebt me niet gekleed, ziek en in de gevangenis en je hebt me niet bezocht.
Dan zullen ook zij antwoorden: Heer, wanneer hebben we u ooit honger of dorst gezien of een vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis en hebben we u niet geholpen?
Maar hij zal antwoorden: Voorwaar, ik zeg u, elke keer dat u deze dingen niet met een van deze jongere broers van mij hebt gedaan, hebt u het mij niet aangedaan.
En zij zullen weggaan, deze tot eeuwige marteling, en de rechtvaardigen tot eeuwig leven ».